_________________________________________________________________________________
INLEIDING SCHIETTECHNIEK
De handboogsport is en blijft een schietsport,dus blijf denken
aan de veiligheid.
Zorg dat je verder heel veel lol en plezier in onze sport blijft houden.
Om een pijl te schieten moet men over enige techniek beschikken.
Daarnaast is rust en concentratie erg belangrijk.
De techniek werd vroeger aangeleerd via het z.g.n. 9 stappen plan.
De nieuwe aanpak, waarin deze 9 onderdelen onverminderd terugkomen,
is één complete/vloeiende actie, waarin
het schot plaats vind. Hierin spelen de verticale en de
horizontale lijn een hoofdrol.
Het schieten van een pijl moet een vloeiende beweging zijn. Daarom
mogen er geen ‘stappen’ worden gemaakt die plotseling beginnen of
eindigen.
Om een pijl te schieten is het belangrijk dat:
- je stabiel en stevig rechtop staat (zie de verticale lijn)
- de boogarm en de trekhand horizontaal staan t.o.v. de verticale
lijn op het moment van het schot (zie
..de horizontale lijn)
________________________________________________________________________________
DE 9 STAPPEN VAN HET BOOGSCHIETEN
(aangeboden door G.W. Bosch, handboogtrainer-a, gw_bosch@hotmail.com,
11-2004)
naar
les 2
________________________________________________________________________________
1. STAND
Begin met het nokken van de pijl. Let op de indexveer !
Voeten:
Dwars op de schietlijn, op schouderbreedte.
Evenveel
gewicht op beide benen en licht op de voorvoeten.
2.
PLAATSEN VAN BOOGHAND EN TREKHAND
Booghand:
Hand goed in de handgreep (denk aan de "Y").
Trekhand:
Ringvinger als eerste plaatsen !
De
pees tussen het eerste en tweede kootje.
Knokkels
recht !
2a.
SCHIETHOUDING
Rechtop staan (kijk voor je naar een vast punt).
Je kruin is het hoogste punt.
Hoofd draaien naar het geel en weer controleren of je (nog) recht
staat.
Kijk met je dominante oog naar het geel door je andere oog te sluiten.
Schouders:
Ontspannen omlaag en beide schouderbladen iets aangespannen naar achteren.
3. STREKKEN BOOGARM (= optillen van de boog)
Boogarm:
Elleboog naar buiten draaien.
Trekarm:
Elleboog horizontaal.
4. TREKKEN
Trekarm:
Redeneer vanuit de elleboog van je trekarm.
De elleboog maakt een grote boog (horizontaal) naar achteren.
Schouderblad meenemen !
5. ANKEREN
Hoofd:
Blijft stilstaan.
Pees:
Tegen punt van de neus en op of langs de kin.
Tab:
Onder tegen de kaak met de knokkels recht !
Mond:
Dicht en tanden op elkaar.
6. VASTHOUDEN
Schouderbladen: beide schouderbladen (trekarm meer dan boogarm) aangespannen
bij elkaar houden.
7. RICHTEN
DOEN WE NIET !
Je kijkt al naar het geel, het vizier zal automatisch tussen oog en
geel komen.
7a. UITLIJNEN
Pees aan de boogzijde, tegen het rondje van het vizier plaatsen.
Let op ! Je kijkt aan de vizierkant langs de pees.
8. BUIGEND LOSSEN
Verminder de buigspanning van de vingers; de pees wordt sterker en
vertrekt.
ACTIE = REACTIE, geen extra beweging toevoegen !
De trekhand gaat door de spanning van de schouderbladspieren, onder
de kaak en langs de hals, verder naar achter.
9. NA-RICHTEN
Je blijft naar het geel kijken, ook na het schot !
Breng de boog terug omhoog en kijk nog één maal door
het vizier naar het geel.
________________________________________________________________________________
BESCHRIJVING VAN DE JUISTE HORIZONTALE LIJN
OFTEWEL
EEN BESCHRIJVING VAN DE JUISTE (BASIS) SCHIETBEWEGING
BOOGHAND:
De booghand wordt in de grip geplaatst met ontspannen vingers.
PIJL:
De pijl wordt geplaatst op de pees en de oplegger.
TREKHAND:
De vingers van de trekhand worden om de pees geplaatst met de wijsvinger
boven de pijl en de middel- en ringvinger onder de pijl.
De vingers mogen de pijl niet raken.
De pees moet zich bevinden in de plooi tussen het eerste (1 e) en
het tweede (2e) vingerkootje.
BOOGARM:
De boogarm wordt via een scheppende beweging opgetild en het vizier
wordt in het midden, tussen het oog en het doel, geplaatst.
PEES:
De pees wordt uitgetrokken en in een rechte lijn naar het ankerpunt
(neus I kin) gebracht.
BOOGELLEBOOG:
Deze is actief ontspannen, maar moet recht blijven.
De
binnenkant van de elleboog moet weggedraaid zijn van de boog.
TREKARM:
De beweging van de trekarm is vanuit het ankerpunt in één
vloeiende beweging door
naar achteren.
LOSSEN (1):
Vanuit het ankerpunt beweegt men in één vloeiende beweging
door naar achteren. Automatisch openen zich de vingers en wordt de
pijl geschoten.
LOSSEN
(2):
De buigkracht van de vingers van de trekhand wordt nu verminderd,
terwijl de achterwaartse kracht van het schouderblad gehandhaafd blijft,
zodat de kracht van de uitgetrokken pees de 'overhand krijgt'. Hierdoor
'ontsnapt' de pees aan de vingers en wordt de pijl geschoten.
AFWERKEN:
Er moet goed worden nagericht.
Dit betekent dat men in positie blijft staan totdat de pijl het doel
raakt.
_______________________________________________________________________________
BESCHRIJVING VAN DE JUISTE VERTICALE LIJN
VOETEN:
Beide voeten staan naast elkaar en op schouderbreedte.
LICHAAMSGEWICHT:
Het lichaamsgewicht is gelijk verdeeld over beide voeten zowel tussen
de rechter en de linker voet als tussen voorvoet en hiel.
KNIEËN:
Zijn losjes gestrekt, niet overstrekt of op slot.
BEKKEN:
Staat boven en evenwijdig aan de voeten.
Staat in de neutrale positie, niet scheef.
WERVELKOLOM:
De wervelkolom is gestrekt, niet scheef.
SCHOUDERGORDEL:
Staat evenwijdig aan de voeten en het bekken.
SCHOUDER BOOGARM:
Wijst in de richting van het doel.
HOOFD:
Is gedraaid in de richting van het doel.
______________________________________________________________________________